Cler. Luik, I. 1426-1428 (1421-1469) Den Bosch Ghijsbrecht Roesmont, Roosmont, Rosemont, werd in Den Bosch geboren als zoon van Daneel Rolofs Roesmont en van een zekere Heilwich. De familie Roesmont was in de veertiende en vijftiende eeuw één van de meest vooraanstaande families van Den Bosch. Een Goetscalc Roesmont was al in 1337/1338 en in 1341/42 schepen van die stad. Volgens een vrijwel zeker onjuiste vermelding in de zestiende-eeuwse obitus fratrum van de O.L.V.-broederschap zou hij pas in 1397/98 zijn overleden als Goedscalcus Roesmont junior, senator huius oppidi. Een dominus Goetscalcus Roesmont, presbiter, maakte op 1368 in zijn woonhuis aan het St.Janskerkhof zijn testament ten overstaan van heer Gerit Groy (nr.152). Vermoedelijk was hij vice-cureit van de St.Jan. Rolof Roesmont, de grootvader van de notaris, was in 1369/70 schepen van Den Bosch. Hij overleed op 9 oktober 1375 en liet bij zijn vrouw Mechtelt zeven kinderen achter: Hadewich, Christijn, Mechtelt, frater Rolof, Ghijsbrecht, Goetscalc en Daneel. 1) Hadewich wordt slechts éénmaal vermeld, in 1399. Haar zuster Christijn heet in de bronnen vaak jonkvrouw (domicella, joffrou) omdat haar vader raadsheer (ex-schepen) was. Ze kreeg op 6 september 1376 van de bisschop van Luik toestemming om als zuster in het Groot Gasthuis te dienen. Christijn overleed tussen 1399 en 1405 en liet een natuurlijke dochter Hadewich achter. Haar zuster Mechtelt wordt in 1382 genoemd als vrouw van Wouter Spyerinc. Frater Rolof Roesmont komt van 1382 tot 1408 voor als broeder van Porta Coeli. Zijn broer Ghijsbrecht was sinds 1382/83 gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. Op 16 maart 1384 trad hij in de St.Jan als getuige op bij een wonderverhaal. Een jongen uit Dreumel geheten Alaert, zoon van Jacob Mertenssoen, "welc Alaert siec was vanden vallende wee datmen heet Sente-Cornelisong-hemac", vertelde toen samen met zijn moeder Aleyt en zijn buren hoe hij genezen was van zijn epilepsie nadat zijn moeder aan O.L.V. van Den Bosch een bedevaart had beloofd. Een eerdere belofte van een bedevaart naar Kornelismunster bij Aken had niet geholpen. Ghijsbrecht Roesmont was getrouwd met een zekere Katherijn die kort nadat hij in 1387/88 was overleden hertrouwde met Aetsaert, natuurlijke zoon van heer Ghijsbrecht Koc, proost van Utrecht. Ghijsbrecht Roesmont liet een natuurlijke zoon achter die eveneens Ghijsbrecht heette en die vóór 1429 overleed. Deze Ghijsbrecht had bij zijn vrouw Aleyt een dochter Ghijsbrechtken die in 1459 nog in leven was. 2)
Goetscalc, zoon van Rolof Roesmont, was vermoedelijk lakenkoopman van beroep want hij bezat een vak in het Bossche Lakenhuis dat na zijn dood vererfde aan zijn zuster Christijn en aan Henric Scilder (vgl. nr.353). Goetscalc trouwde vóór 1370 met Mechtelt, weduwe van Ghijb Boghart. Deze had uit haar eerste huwelijk een dochter Hille Boghart die in 1406 nog in leven was. Goetscalc Roesmont overleed tussen 1383 en 1385 en liet bij Mechtelt drie kinderen achter: Christijn, Henric Bac en Rolof. Henric Bac, zoon van Goetscalc Roesmont, wordt vermeld van omstreeks 1390 tot 1427. Mogelijk was Bac de meisjesnaam van zijn moeder. Henrics broer Rolof werd op 17 juli 1413 door het stadsbestuur voor een jaar aangesteld als voogd van de Bossche handelsnederzetting op het Deense schiereiland Schonen (Skåne in het zuid-westen van Zweden). Rolof Roesmont, soen wilneer Goetscalcs Roesmont, stelde zich toen samen met zijn broer Daneel Roesmont en zijn verwanten Goetscalc Arnts soen, Ghijsbrecht Bac en Henric Jan Papen garant "dat Rolof voirs. die voechdie op Schoenrelant vander stat wegen vors. also verwaren sal ende regeren, dit jair lanc duerende, ghelijc die gheen ghedaen hebben die voirtijts voecht gheweest hebben". Rolof was in 1413 reeds een aantal jaren getrouwd met Katherijn, dochter van Melis Speciers, die in 1422 en 1423 als zijn weduwe wordt genoemd. Ze had toen van Rolof een dochter Luytgart die getrouwd was met Reyner van Mechelen. Rolofs broer Daneel werd ter onderscheiding van zijn gelijknamige zoon ook wel Daneel Roesmont die Aude genoemd. Hij was in 1398/99, 1405/06 en 1409/10 één van de beide rentmeesters van Den Bosch en fungeerde in 1402/03 en 1411/12 ook als schepen van die stad. Verder maakte hij als gezworen broeder deel uit van de O.L.V.-broederschap en was hij van 1411 tot 1413 proost van die instelling. Daneel woonde achter het Minderbroedersklooster en overleed in 1415. Bij zijn vrouw Heilwich, die waarschijnlijk kort vóór 1424 overleed, liet hij zes kinderen achter: Heilwich, Wouter, heer Philips, Goetscalc, Daneel en Ghijsbrecht (de notaris). 3)
Van deze kinderen trouwde Heilwich, ook wel jonkvrouw Heilwich genoemd, vóór 1424 met Arnt Rover vander Porten die in 1443/44 schepen was van Den Bosch (vgl. nr.339). Beiden overleden tussen 1445 en 1452. Heilwichs broer Wouter overleed reeds vóór 1425. Hun broer heer Philips was in 1451 kapelaan van de abt van St.Truiden. In 1452 wordt hij kort achtereen vermeld als proost en prior van hetzelfde klooster. Op 18 juli 1452 droeg hij alle goederen die hij van zijn zuster Heilwich had geërfd over aan zijn broers Ghijsbrecht en Goetscalc. Deze laatste komt in het Bosch' protocol voor van omstreeks 1418 tot 1460. Hij was tot 1424 als stadswisselaar gevestigd bij het Minderbroedersklooster maar verhuurde dit ambt in dat jaar voor een periode van twaalf jaar aan Aert van Moen (zie nr.151). Vervolgens had hij in 1424/25 en 1429/30 zitting in de schepenbank. Goetscalc was getrouwd met Heilwich, dochter van Jan van Berck (Beirck) en van Aleyt die in 1415 als Jans weduwe voorkomt. Van Goetscalc Roesmont en Heilwich worden in het Bosch' protocol negen kinderen vermeld: Aleyt (1427-1447), Philips (1440-1460), Margriet (1444), Andries (1445), heer Daneel (1447), Goetscalc (1447-1452), Jan (1447-1455), Heilwich (1451) en Agnes (1451). De dochters worden meestal als jonkvrouw aangeduid. Verder worden nog twee kinderen van een Goetscalc Roesmont genoemd: frater Everart, priester, broeder van Porta Coeli (1460-1470), en zijn zuster Heilwich, conventuale van het klooster Mariënakker te Rossem (1470). Vermoedelijk waren deze twee geen kinderen van Goetscalc en Heilwich maar van hun zoon Goetscalc. Hun andere zoon Jan overleed vóór 1467 en liet twee zoons achter: Goetscalc en Jan. 4)
Daneel Roesmont, de laatste broer van notaris Ghijsbrecht, wordt aanvankelijk ter onderscheiding van zijn vader ook wel Daneel Roesmont die Jonghe genoemd en later ter onderscheiding van zijn zoon ook wel Daneel Roesmont die Aude. Omstreeks 1432 woonde hij tegenover de Minderbroeders, mogelijk in het huis dat eerder door zijn vader was bewoond. Hij was in 1412/13 stadsrentmeester en van 1422 tot 1428 rentmeester van de hertog in Stad en Meierij van Den Bosch. Als zodanig machtigde hij op 30 april 1424 zijn broer Ghijsbrecht om in de Meierij de cijnzen, renten en pachten van zowel de hertog als hemzelf te innen. Hij was in 1423/24 en 1442/43 tevens schepen van Den Bosch, kocht in 1437 van Dirc die Rover de leengoederen te Rijsingen in St.Oedenrode en overleed in 1449. Daneel Roesmont trouwde tweemaal. Zijn eerste vrouw was Katherijn, dochter van Jan van Berck. Ze was een zuster van Heilwich die met zijn broer Goetscalc getrouwd was. Vermoedelijk was ze ook nauw verwant aan Gerit van Berck, gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap (vanaf 1404/05), schepen van Den Bosch (1413/14, 1428/29, 1432/33) en hertogelijk rentmeester in Stad en Meierij (1428-1431). Katherijn overleed vóór 1424 waarna Daneel hertrouwde met jonkvrouw Adriaenken, dochter van Dirc die Rover, zoon van heer Emond die Rover, ridder (vgl. nr.339). Adriaenken wordt omstreeks 1451 als Daneels weduwe vermeld. Deze had uit zijn beide huwelijken zes kinderen: Heilwich, Beatrijs, Heilwich, Katherijn, Daneel en Ghijsbrecht. Ook in dit geval worden de dochters meestal jonkvrouw genoemd. 5)
Daneels eerste kind Heilwich was tevens het enige kind uit zijn huwelijk met Katherijn van Berck. Heilwich Daneel Daneels Roesmont wordt al in 1416 in het Bosch' protocol vermeld en trouwde vóór 1439 met Arnt, zoon van Goyart Berwout. Arnt Berwout was in 1440/41 en 1455/56 schepen van Den Bosch en woonde met zijn vrouw in de St.Jorisstraat tegenover de St.Joriskapel. Op 9 november 1476 droegen ze in hun woonhuis hun besloten testament over aan notaris Rembout Vilt (nr.403). Arnt Berwout overleed nog hetzelfde jaar waarna de notaris op 1 januari 1477 het testament opende op verzoek van Heilwich en de executeurs-testamentair, waaronder ook haar broer Ghijsbrecht Roesmont en haar zwager Rutger Berwout, man van jonkvrouw Elsbeen. In het testament gaven de testateurs onder meer te kennen dat ze in het Minderbroedersklooster begraven wilden worden. Verder bepaalden ze dat de executeurs hun huis moesten verkopen en dat van de koopsom een kleiner huis moest worden gekocht waarin een gasthuis voor zes arme mannen van zestig jaar of ouder gevestigd moest worden: het Aert-Berwoutgasthuis. Ghijsbrecht Roesmont, Heilwichs broer, kreeg "alle silverwerck ende cleynoten" die de testateurs tijdens hun huwelijk hadden verworven. Heilwich stichtte nog op 24 maart 1480 drie wekelijkse missen voor het O.L.V.-beeld in de Mariakapel van de St.Jan. Haar halfzuster Beatrijs komt vanaf 1429 voor en overleed vóór 1460. Van haar man Dirc Jans van Gerwen (zie nr.140) had ze drie zoons die vanaf 1460 worden vermeld: Daneel, Jan en Goetscalc van Gerwen. Beatrijs' zuster Heilwich is van 1460 tot 1476 bekend als vrouw van Roelof Cuyper, terwijl hun zuster Katherijn tussen 1456 en 1476 in het St.Geertrui-klooster intrad. De broers Daneel en Ghijsbrecht worden in de bronnen respectievelijk tussen 1456 en 1470 en tussen 1455 en 1477 genoemd. Ghijsbrecht was in het laatste jaar executeurtestamentair van zijn oudste zuster Heilwich en kocht in 1456 van zijn broer Daneel de leengoederen te Rijsingen waarmee deze na de dood van hun vader in 1449 beleend was. Ghijsbrecht was getrouwd met jonkvrouw Margriet Michiels van Eyndoven en overleed vóór 20 april 1485. Hij had minstens vijf kinderen: Daneel, Lysbeth, meester Michiel, meester Godschalc en Jan. In 1486 worden Daneel en Lysbeth als zijn natuurlijke kinderen vermeld. Hun broers, die toen nog minderjarig waren, zullen wettige kinderen van Ghijsbrecht en jonkvrouw Margriet zijn geweest. Meester Godschalc werd omstreeks 1483 te Eindhoven geboren, ging in 1499 te Leuven artes studeren en promoveerde daar in 1502 als derde van 99 studenten tot magister artium. In 1510 werd hij door de O.L.V.-broederschap voorgedragen voor een beneficie in de Bossche St.Jan en sinds 1515 was hij tevens kanunnik van de St.Petruskerk te Leuven. Hij resideerde ook steeds te Leuven waar hij vanaf 1515 hoogleraar was in de theologie en een aantal populaire tractaatjes schreef. Hoewel hij als rechter medeverantwoordelijk was voor de wurging en verbranding van enkele ketters herdacht Erasmus hem na zijn dood op 5 december 1526 toch als een theoloog van het betere soort. 6)
De notaris Ghijsbrecht Roesmont was van 1410 tot 1445 secretaris van Den Bosch. Met name in de jaren '20 tekende hij in het Bosch' protocol behalve concepten van schepenakten ook veel notariële concepten op. In de meeste gevallen gaat het om bijschriften met daarin de lossingsvoorwaarden van pachten of cijnzen. Ze werden doorgaans in aanwezigheid van twee schepenen en één of meer andere secretarissen (socii) opgesteld in de schrijfkamer (in camera, in cancellaria). Zelf komt hij ook wel als getuige voor in dergelijke akten van zijn collega meester Marten van Zoemeren (nr.362). Alleen enkele concepten uit de jaren 1426-1428 voorzag Ghijsbrecht ook van zijn paraaf en handtekening (Ghi. Roesm.). Het vroegst bekende niet-ondertekende notariële concept van Ghijsbrechts hand dateert van oktober 1421, het laatste van 1 juli 1444. Daarnaast zijn er van hem slechts vier notariële grossen bewaard die alle uit het jaar 1427 dateren. De eerste akte betreft de uitvoering van een arbitrale uitspraak en werd zowel voorzien van de zegels van drie Bossche schepenen als van de notariële signetten en onderschriften van Ghijsbrecht Roesmont en Rutgher van Arkel (nr.14). Rutgher was in deze tijd Ghijsbrechts klerk en ze treden in elkaars akten dan ook vaak als getuige op. Andere klerken van Ghijsbrecht waren Ghevart van Orten (1418) en Sander Pyeck (nr.313) (1463-1467). In 1427 vervaardigde Ghijsbrecht als notaris nog twee schenkingsakten ten behoeve van het Clarissenklooster en een akte waarbij meester Marten van Zoemeren (nr.362) op de Bossche secretarie een erfpacht aan deken en kapittel van Oirschot schonk. 7)
Behalve secretaris en notaris was Ghijsbrecht in 1427/28 ook schepen van Den Bosch. Het wapen op zijn schepenzegel bestond uit een klimmende leeuw. Hetzelfde zegel hanteerde hij in 1460/61 tijdens zijn tweede ambtstermijn als schepen. Sinds 1411 was Ghijsbrecht verder gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. In 1421/22 fungeerde hij ook als proost van deze instelling die tussen 1417 en 1452 meerdere malen bij hem thuis vergaderde. Eind 1451 betaalden Ghijsbrecht Roesmont en Jacop Steenwech op een vergadering die in Ghijsbrechts huis plaatsvond 10 schellingen omdat "één en wijf genomen hadde ende ander broeder worden was". Ghijsbrecht wordt reeds in 1429 als clericus coniugates vermeld en moet dus in 1451 hertrouwd zijn. Het is onwaarschijnlijk dat het in 1451 om een andere Ghijsbrecht Roesmont gaat aangezien alleen de secretaris gezworen lid van de broederschap was. Toch is slechts van één echtgenote de naam bekend: jonkvrouw Mabelia van Lancvelt. Ze was een dochter van Lonys van Lancvelt die tussen 1357 en 1385 vijfmaal schepen was van Den Bosch. Deze had ook een zoon die Lonys heette en maakte op 6 oktober 1385 in aanwezigheid van zijn echtgenote Mabilia zijn testament. Ghijsbrecht en Mabelia maakten zelf hun testament op een onbekende datum ten overstaan van Rutgher van Arkel (nr.14). 8)
Op 18 september 1467 voegde Ghijsbrecht Roesmont, raadsheer van Den Bosch en weduwnaar van Mabelia, ten overstaan van Rembout Vilt (nr.403) nog een codicil toe aan dit testament. Ghijsbrecht, die eerder in de Orthenstraat woonde (1422), verbleef toen - uitgeput door zijn hoge leeftijd - in zijn woonhuis aan de Zijle. Als getuigen worden in het codicil onder meer vermeld de secretaris Rutgher van Arkel (nr.14), Ghijsbrechts dienaar en klerk Sander Pyeck van Batenburg (nr.313) en zijn dienares Lysbeth Goyart Goebelens van Eindhoven. Behalve aan deze laatste twee liet Ghijsbrecht ook goederen na aan de St.Lambertuskerk te Luik, de Bossche St.Jan, de St.Petruskerk in Vught, de parochiekerk van Uden en de Bossche O.L.V.-broederschap, alsook aan Katherijn, weduwe van de goudsmid Arnt vander Weyden, aan Goetscalc en Jan, zonen van wijlen zijn neef Jan Goetscalcs Roesmont, en aan "de overige erfgenamen". Ghijsbrecht wordt in de obitus fratrum van de O.L.V.-broederschap vermeld onder het jaar 1469/70, samen met Rutgher van Arkel, secretaris, en meester Gerit Boest, raadsheer en secretaris (zie nr.57). Waarschijnlijk overleed Ghijsbrecht in het begin van 1470. Hij werd voorzien van de laatste sacramenten door frater Alart Alartss, Minderbroeder, en zal net als enkele andere leden van zijn familie in het Minderbroedersklooster zijn begraven. Voor zover bekend liet hij geen kinderen achter. Toch moet hij een zoon Goyart hebben gehad want op 12 september 1422 tekende Ghijsbrecht in het Bosch' protocol een concept op waarin Henric Heyme beloofde 50 Arnoldusgulden te zullen betalen aan "michi ad opus Godefridi, filii mei". 9)
|
Noten | |
1. | Jacobs, Justitie, 257, 259, vgl. 25 (Rolof Roesmont, schout van Den Bosch in 1266 ?); OLVB 49, fo.26r, fo.27r; GAH, RA 1175, fo.55r (1367/68), fo.182r (1369), fo.201r, fo.221r (1369/70), RA 1176, fo.88v (1379), fo.247v (mrt.1382), fo.266r, fo.277v (1382), RA 1178, fo.383r (1390), RA 1180, p.385 (1395/96), RA 1181, fo.87r (1398/99), RA 1197, fo.306r (26 jan.1426), vgl. RA 1180, p.670 (1397: Rolof Roesmont, zoon van Ghijb); OLVB 52, band 0, fo.32r (1359/60), fo.65r (1375/76); Bijlage II 152.6, 264.15 (3 sept.1367: legaat aan heer Goetscalc Roesmont om de namen van de testateurs op zijn dodenrol te schrijven), 326.1, vgl. 264.1, 264.8 (Elizabeth dicta Roesmont); APB, St.Jan II, Obituarium, p.295, vgl. p.128, p.245, p.276; Vgl.: GAH, THG 90 (10 sept.1315: Godescalcus dictus Rosemont en de meester van de Tafel van de H.Geest verdelen twee hoeven in Udenhout); Keussen, Die Matrikel, I 125 nr.10 (Johannes Rosemunt de Buscoducis, imm. 1406). |
2. | GAH, RA 1176, fo.247v (13 mrt.1382), fo.266r (1382), RA 1178, fo.1v, fo.7v (1387/88), fo.155v, fo.370v, fo.383r (1390), RA 1180, p.482 (1395/96), p.746 (1397), RA 1181, fo.295r (1399), RA 1184, fo.219v (1404/05), RA 1185, fo.265v, fo.271r (1407/08), RA 1190, fo.383r (1416/17), RA 1193, fo.202r (1422/23), RA 1194, fo.268r (23 nov.1423), RA 1197, fo.313r (1425/26), RA 1199, fo.61r (1428/29), RA 1229, fo.174v, fo.288v (1458/59), RA 1236, fo.132v (1466/67); Bijlage II 382.28; GAH, GG 59 (regest 126) (6 sept.1376); Van Rooij, Het oud-archief, II 39 nr.126 (naam incorrect); OLVB 52, band 0, fo.84v (1382/83); Hens e.a., Mirakelen, 541 nr.322; OLVB 49, fo.26v. |
3. | Spierings, Het schepenprotocol, 272, 273; GAH, RA 1175, fo.213r (12 jan.1370), RA 1176, fo.266r (1382), RA 1177, fo.57v (1383), fo.178r (1384/85), RA 1178, fo.155r-v, fo.352r, fo.370v, fo.383r (1390), RA 1179, p.227, p.349 (1391), RA 1180, p.172 (1394), p.293 (1395), p.670 (16 jan.1397), p.746 (29 mrt.1397), RA 1185, fo.247v (18 okt.1406), RA 1188, fo.100v (1412/13), fo.210r (17 juli 1413), fo.349v (1413/14), RA 1189, fo.320r (1416), RA 1190, fo.53v (1416/17), RA 1191, fo.127r (1418/19), RA 1192, fo.543v (1422), RA 1193, fo.38r (1421/22), fo.51v (16 febr.1422), fo.204v (29 mei 1423), fo.401v (15 juli 1423), RA 1194, fo.257r, fo.271r (1423/24), fo.315r (25 aug.1424), RA 1195, fo.17v (6 juli 1425), RA 1197, fo.365v (1427), RA 1198, fo.127r (1427/28), RA 1206, fo.243v (1436), RA 1217, fo.260r (1446/47); GAH, THG 782 (16 juli 1376), 1083 (11 mrt.1391), 1488 (17 mei 1410); Van Rooij, Het oud-archief, II 45 nr.149, 46 nr.155, 219-220 nrs. 811-815; GAH, OA, B1 (1399), p.1, p.23, B6 (1406), p.1, p.171 (= Van Zuijlen, Inventaris, 1, 18); OLVB 52, band 1, fo.55v (1409/10), fo.78r (3 mei 1413), fo.154r (1423/24); Jacobs, Justitie, 261, 262, vgl. 68-69, 145-146; OLVB 49, fo.12v, fo.29r; RANB, JC 72 (regest 68) (8 mrt.1491 = akte 246.5). |
4. | GAH, RA 1191, fo.369r (1418/19), RA 1193, fo.103r (1421/22), fo.155r (12 nov.1422), RA 1194, fo.257r (1423/24), fo.266v (9 nov.1423), fo.271r (27 dec.1423), fo.273v (12 jan.1424), fo.313v (1423/24), fo.315r (25 aug.1424), RA 1197, fo.340v (1426/27), fo.372v (3 dec.1427), RA 1199, fo.253v (1428/29), RA 1210, fo.264r (1439/40), RA 1214, fo.58v, fo.145r, fo.229v (1444), RA 1215, fo.145r (1444/45), fo.235v (1445), RA 1216, fo.183v (1445/46), RA 1217, fo.455v, fo.456r (1447), RA 1221, fo.154v (1450/51), fo.195v (1451), RA 1222, fo.78v (18 juli 1452), fo.124v (4 okt.1451), RA 1223, fo.122r (1452), RA 1225, fo.140v, fo.341v (1454/55), RA 1231, fo.133r, fo.211v, fo.312v (1460/61), RA 1240, fo.9r (1470), RA 1256, fo.410v (1486/87), RA 1257, fo.456v (1487/88); RANB, JC 72 (regest 68) (8 mrt.1491 = akte 246.5); Jacobs, Justitie, 90, 263 (Godfried moet zijn Godschalk, zie: Van Rooij, Het oud-archief, III 92 (index)), 264; Bijlage II 183.1, 269.5, 403.1; Van Rooij, Het oud-archief, II 155 nr.572, 169 nrs.624 en 625; GAH, THG 1668 en 1669 (27 sept.1423), 1739-1741 (27 nov.1427), 2005 (30 mei 1440), 2120 (11 sept.1445), 2121 (22 sept.1445). |
5. | GAH, RA 1194, fo.79v (18 febr.1424), fo.182v (18 mrt.1424), fo.300v (28 juni 1424), RA 1195, fo.8v (30 apr.1424), fo.9r (1424), fo.29v (13 dec.1424), RA 1197, fo.340v, fo.353v (1426/27), RA 1209, fo.36r (1439), RA 1219, fo.120v (1445), RA 1221, fo.100r (1451), RA 1222, fo.64r (1450/51), RA 1225, fo.90v (1455), RA 1230, fo.156r (1459/60), RA 1231, fo.315r (1461/62), RA 1232, fo.221r (1461/62), RA 1244, fo.167r (1474/75); OLVB 52, fo.76r (1412/13); Bijlage II 14.8, 14.9, 403.2; Van Dijck, De Bossche optimaten, 184; Gachard e.a., Inventaire des chambres de comptes, II 95; Jacobs, Justitie, 262-264; Melssen, "Meester Godschalk", 160-161; THG 1710 (30 aug.1425), 2037 en 2038 (28 aug.1441); Frenken, Genealogieën, 48; Vgl.: APB, St.Jan II, Obituarium, p.231 (6 aug.: Daniel Roesmont met vrouw en kinderen), p.235 (10 aug.: Daniel Roesmont); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.122. |
6. | GAH, RA 1189, fo.234v (1415/16), RA 1192, fo.205v (1421), RA 1199, fo.253v, fo.359r (1428/29), RA 1205, fo.193r (1434/35), RA 1207, fo.191v (1436/37), RA 1226, fo.69r, fo.215r (1455/56), RA 1229, fo.50v (12 jan.1459: Ghijsbrecht, soen wilneer Danel Roesmont, erkent dat hij van Tielman Arts heeft ontvangen "drie cofferen met brieven ende drie silveren scalen die onder hem geset waren van Dircken van Gerwen tots geens behoef dair toe gerecht wesende"), RA 1230, fo.182v-183r (1459/60), RA 1231, fo.315r (1461/62), RA 1234, fo.243r (1464/65), RA 1240, fo.185v (1470/71), RA 1255, fo.306v-307v (11 juli 1486), RA 1259, fo.97r (5 jan.1490), RA 1266, fo.100r (1497/98), RA 1278, fo.157r (21 juni 1509); Bijlage II 5.79, 5.80, 184.9, 403.2, vgl. 134.14 (3 febr.1519: (Elsbena Roesmonts, procuratrice van het Bethaniëklooster); Jacobs, Justitie, 264, 265; Van Schijndel, "Oude Brabantse families: Van Gerwen", 73-74 (vermeldt nog een vierde zoon van Beatrijs en Jan van Gerwen: Walraven); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 380, 390; Coopmans, De rechtstoestand, 38; Mandos, "De eerweerdighe heer", 84-94; Melssen, "Meester Godschalk", 161-164; Indestege, "Een Leuvens theoloog", 14-37; Indestege, "Rosemondt, Godschalc", 820-831; Smulders, "De ouders", 84-85; Van Dijck, "De ouders", 62; Schutjes, Geschiedenis, II 221; Zie ook: Van Zuijlen, Inventaris, 356 (1520/21: wijnschenking aan meester Goidscalck Roesmont, doctor te Leuven); Van Moolenbroek, "Seksuele onthouding", 110-130; Vgl.: Van Rooij, Het oud-archief, II 443 nr.1597, 462-463 nr.1669 (= akte 403.5) (1492: Willem, zoon van wijlen Michiel Roesmont te St.Oedenrode); Melssen, "Register" 12 noot 15. |
7. | GAH, Aant.Smuld.; Spierings, Het schepenprotocol, 95 noot 131 (lees: RA 1190 (1418)); GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; Notariële concepten van Ghijsbrecht: GAH, RA 1190, fo.371v (15 mrt.1418), RA 1193, fo.3r (okt.1421), fo.147r (29 jan.1422), RA 1195, fo.1v (26 okt.1424), fo.29v (15 dec.1424), RA 1196, fo.231v (17 apr.1427), RA 1197, fo.277r (25 mrt.1426), fo.306r (1425/26), fo.342v (13 mrt.1427), RA 1198, fo.293r (17 juni 1428), RA 1214, fo.106r (1 juli 1444), verwijzing naar notariële akte: RA 1200, fo.22r (16 dec.1429), vermeldingen als secretaris: RA 1187, fo.31r (4 dec.1410), RA 1187, fo.243v (20 okt.1411), fo.267r-v (21 nov.1411), fo.268v (30 dec.1411), fo.290v (31 dec.1411), fo.326v (19 jan.1413), fo.359v (17 mrt.1412), fo.360v (12 mrt.1412), fo.416r (19 mei 1412), RA 1193, fo.55r (22 febr.1422), fo.225r (1422/23), RA 1194, fo.261r (1423/24), RA 1195, fo.35v (1424/25), fo.208v (3 febr.1425), RA 1197, fo.316r (1426/27), RA 1201, fo.13v (20 nov.1430: verwijzing naar een concept d.d. 13 mrt.1422 van Ghiselbertus Roesmont, clericus ac secretarius opidi de Buscoducis), RA 1202, fo.116v (1431/32), overdrachten aan Ghijsbrecht [als secretaris] ten behoeve van derden o.a.: RA 1194, fo.310r (4 aug.1424), RA 1197, fo.280v (6 mei 1426), RA 1201, fo.333v (12 okt.1430), RA 1202, fo.302v (6 aug.1432), RA 1207, fo.138v (18 dec.1436), RA 1210, fo.186v (18 mrt.1440), klerken: RA 1190, fo.371r (15 mrt.1418), RA 1233, fo.88v (27 okt.1463); Bijlage II 14.4, 14.8, 14.11, 14.26, 338.1 t/m 338.4, 403.1, zie ook 14.32 (5 sept. 1440: Jan vanden Cloet laat aan Ghijsbrecht 2 lepels na "pro amicitia et distractione"); Overdrachten aan Ghijsbrecht [als secretaris] ten behoeve van derden, zie o.a.: GAH, GG 3226 (regest 463) (6 okt.1415), 2589 (regest 964) (30 sept.1444). |
8. | Jacobs, Justitie, 258-260, 263, 266, vgl. 265 (Goyart van Lancvelt, schepen 1453/54); Bijlage II 14.4, 318.29, 403.1; GAH, OA, schepenzegels, nr.85; GAH, GG 1880 (regest 1238) (2 mrt.1461), 2041 (regest 1240) (11 apr.1461), 2236 (regest 679) (21 aug.1428), 2354 (regest 680) (31 aug.1428), 2770 (regest 1239) (20 mrt.1461), 3008 (regest 1241) (30 apr.1461); OLVB 49, fo.13r; OLVB 52, fo.65r (6 mei 1411), fo.99v (3 mei 1417), fo.105r (1418/19), fo.138r (1421/22), band 2, fo.87r (1438/39), fo.106r (1439/40), band 3, fo.48v (1451/52); GAH, RA 1193, fo.224v (28 aug.1423), RA 1195, fo.27v (1424/25), RA 1217, fo.433v (1446/47), RA 1241, fo.210v (24 febr.1472); Zie ook: Van Rooij, Het oud-archief, II 1157-1159 (26 nov.1455). |
9. | Bijlage II 403.1, vgl. 272.36; GAH, RA 1193, fo.41r (23 mei 1422), fo.141v (12 sept.1422), RA 1240, fo.185v (1470/71), RA 1242, fo.130r (9 jan.1473), zie ook RA 1227, fo.298r (1456/57: Ghijsbrecht en zijn dienaar Henric Peterss van Lyemde); OLVB 52, fo.14v (1469/70); OLVB 49, fo.31v. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschGisbertusRoesmont 1469 | 62v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 646
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 263, 266
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 95n
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 94n, 152, 158, 159, 161, 164n, 169, 170, 223, 224, 257, 278, 279, 293, 295, 296, 313n, 319, 323n, 325, 328, 332, 334, 335, 336, 341, 342, 358n, 411, 414, 415, 416